Scoren van dierenwelzijn
24-06-2020
Duurzaamheid en dierenwelzijn zijn onderwerpen die steeds meer beginnen te leven. Ook bij Kiezebrink vinden we deze onderwerpen belangrijk, daarom willen we hier meer inzichtelijkheid in geven. Om de producten te scoren op duurzaamheid en dierenwelzijn is er gebruikt gemaakt van verschillende criteria. Welzijn is getest op de leefomstandigheden, transport en de methode van doden. Alle criteria zijn onderverdeeld in drie opties met respectievelijk 0, 1 en 2 punten. Des te hoger een product scoort des te beter. Hieronder is een beschrijving van alle gebruikte criteria te vinden.
Leefomstandigheden
Dierenwelzijn is niet makkelijk te meten en is afhankelijk van zowel de fysieke en mentale gezondheid van het dier. Een bekend hulpmiddel dat regelmatig wordt gebruikt zijn de 5 vrijheden. Dit zijn (1) vrij van dorst en honger, (2) vrij van ongemak, (3) vrij van pijn en ziekte, (4) vrij van angst en stress en (5) vrij om normaal gedrag te vertonen. De leefomstandigheden bepalen voor een groot deel in hoeverre deze 5 vrijheden toepasbaar zijn en is dus een belangrijk aspect voor dierenwelzijn.
- Vee
2: De dieren hebben minimaal 6,6 m2 per individu, zachte ondergrond, natuurlijke verlichting en toegang tot buiten voor minimaal 7 maanden per jaar.
1: De dieren hebben minimaal 5,4 m² per individu, zachte ondergrond, natuurlijke verlichting en toegang tot buiten voor minimaal 6 maanden per jaar.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Paarden
2: De dieren hebben minimaal 12m2 per individu, natuurlijke verlichting en toegang tot buiten.
1: De dieren hebben ten minste 9m2 per individu en natuurlijke verlichting of toegang tot buiten.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Lammeren (schapen)
2: De dieren hebben minimaal 1,8m2 per individu, natuurlijke verlichting en toegang tot buiten.
1: De dieren hebben ten minste 1,25 m2 per individu en natuurlijke verlichting of toegang tot buiten.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Kippen
2: Er is een maximum van 13 dieren per m2, natuurlijke verlichting, een vorm van verrijking en toegang tot buiten.
1: Er zijn maximaal 12 dieren per m2, natuurlijke verlichting en een vorm van verrijking.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Kalkoenen
2: Er is een maximum van 6,5 dieren per m2, natuurlijke verlichting, een vorm van verrijking en toegang tot buiten.
1: Er is een maximum van 5 dieren per m2, natuurlijke verlichting en een vorm van verrijking.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Eenden
2: De dieren hebben minimaal 0,5m2 per individu, natuurlijke verlichting, toegang tot water en toegang tot buiten.
1: De dieren hebben ten minste 0,23 m2 per individu en natuurlijke verlichting of toegang tot buiten.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Kwartels
2: De dieren hebben ten minste 0,15 m2 per individu, natuurlijke verlichting en toegang tot buiten.
1: De dieren hebben ten minste 0,1 m2 per individu en natuurlijke verlichting of toegang tot buiten.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Duiven
2: De duiven hebben minimaal 0,4 m3 per individu, natuurlijke verlichting en tot buiten.
1: De duiven hebben minimaal 0,3 m3 per individu en natuurlijke verlichting of toegang tot buiten.
0: de levensomstandigheden schieten tekort om in aanmerking te komen voor optie 2 en 1.
(wilde duiven krijgen 2 punten voor dit criterium)
- Parelhoenders en fazanten
2: Er is een maximum van 13 dieren per m2, natuurlijke verlichting, een vorm van verrijking en toegang tot buiten.
1: Er zijn maximaal 12 dieren per m2, natuurlijke verlichting en een vorm van verrijking.
0: De levensomstandigheden schieten tekort om voor optie 2 en 1 in aanmerking te komen.
- Konijnen
2: Er is een maximum van 12,5 dieren per m2, toegang tot onderdak, ruwvoer en knaagmateriaal. (beter leven keurmerk / parkkonijnen)
1: Er is een maximum van 16,7 dieren per m2 en toegang tot ruwvoer of knaagmateriaal. (welzijnskooien)
0: De levensomstandigheden schieten tekort om in aanmerking te komen voor optie 2 en 1. (conventionele huisvesting)
- Ratten
2: De dieren hebben ten minste 600 cm2 per individu en een vorm van verrijking.
1: De dieren hebben minstens 350 cm2 per individu of een vorm van verrijking.
0: de dieren hebben minder dan 350 cm2 per individu en geen verrijking.
- Muizen
2: De dieren hebben ten minste 100 cm2 per individu en een vorm van verrijking.
1: De dieren hebben ten minste 75 cm2 per individu of een vorm van verrijking.
0: de dieren hebben minder dan 75 cm2 per individu en geen vorm van verrijking.
- Gerbils
2: De dieren hebben ten minste 250 cm2 per individu en een vorm van verrijking.
1: De dieren hebben ten minste 150 cm2 per individu of een vorm van verrijking.
0: de dieren hebben minder dan 150 cm2 per individu en geen verrijking
- Hamsters
2: De dieren hebben ten minste 250 cm2 per individu en een vorm van verrijking.
1: De dieren hebben ten minste 200 cm2 per individu of een vorm van verrijking.
0: de dieren hebben minder dan 200 cm2 per individu en geen verrijking.
- Cavia's
2: De dieren hebben ten minste 900 cm2 per individu en een vorm van verrijking.
1: De dieren hebben ten minste 500 cm2 per individu of een vorm van verrijking.
0: de dieren hebben minder dan 500 cm2 per individu en geen verrijking.
- Zalm
2: De vis wordt extensief gekweekt.
1: De vis wordt intensief gekweekt met een dichtheid van minder dan 22 kg per m3.
0: De vis wordt intensief gekweekt met een dichtheid van meer dan 22 kg per m3.
- (Ree) herten, hazen, kangoeroes, ganzen en vissen (met uitzondering van zalm)
De vleessoorten zijn allemaal afkomstig van wilde dieren en krijgen 2 punten voor dit criterium.
Verminkingen
Verminkingen zijn procedures als onderdeel van een routinematige verzorging waarbij een deel van een dier wordt beschadigd of verwijderd. Deze verminkingen kunnen om meerdere redenen worden uitgevoerd. Onthoornen en het verwijderen van de snavelpunt zijn voorbeelden van verminkingen die bedoeld zijn om te voorkomen dat dieren elkaar later beschadigen. Andere verminkingen kunnen worden gedaan om ziekten / infecties te voorkomen. Ten slotte worden sommige verminkingen eenvoudig uitgevoerd omdat het het hanteren / houden van dieren eenvoudiger maakt, voorbeelden hiervan zijn de neusring bij vee of rondsel bij pluimvee. Omdat deze verminkingen invasieve procedures zijn, gaan ze gepaard met pijn en stress, intensiteit afhankelijk van de verminking en de manier waarop het wordt uitgevoerd. Daarom is het een belangrijk criterium om te beoordelen bij het bekijken van het algehele dierenwelzijn.
- Koeien & Schapen
2: Er worden geen verminkingen uitgevoerd zonder verdoving.
1: Er worden niet meer dan twee verminkingen uitgevoerd zonder verdoving.
0: Er worden meer dan twee verminkingen uitgevoerd zonder verdoving.
- Paarden & Kippen
2: Er worden geen verminkingen uitgevoerd zonder verdoving.
1: Er wordt niet meer een verminking uitgevoerd zonder verdoving.
0: Er wordt meer dan een verminking uitgevoerd zonder verdoving.
Transport
Om economische redenen is er de laatste jaren een stijging gezien in de transport tijd van dieren. Langere transport tijden zorgen echter ook voor verminderd welzijn. Tijdens het transport worden de dieren blootgesteld aan verschillende stressvolle stimuli, zoals meer menselijk contact en omgang, onbekende omgevingen, veranderingen in klimaat en onthouding van eten en water. Aangezien het transport de meest stressvolle gebeurtenis is gebleken voor dieren is dit een belangrijk punt om mee te nemen in de evaluatie van het welzijn.
2: De transporttijd naar het slachthuis is < 4 uur.
1: De transporttijd naar het slachthuis ligt tussen de 4 en 12 uur.
0: De transporttijd naar het slachthuis is > 12 uur.
(Geen transport van dieren = 2 punten)
Methode van doden
Het doden van dieren gebeurt normaal gesproken in twee fasen, het dier wordt eerst verdoofd en vervolgens gedood/geslacht. De verdoving zorgt ervoor dat het dier bewustzijn verlies voor de rest van het proces begint. De uitzondering hier is het halal slachten. Hoe dit in zijn werk gaat verschilt per soort, land en ook slachterijen. Verschillende methoden gaan gepaard met verschillende hoeveelheden stress en pijn. De methode beslist dus grotendeels het welzijn van het die rop het moment van doden wat het een belangrijk aspect maakt voor welzijn.
- Koeien
2: Het dier wordt geslacht nadat het verdoofd is met een bolt gun.
1: Het dier wordt geslacht nadat het elektische verdoofd is.
0: Het dier wordt geslacht zonder vooraf verdoofd te worden.
- Paarden
2: Het dier wordt geslacht nadat het in het hoofd is geschoten.
1: Het dier wordt geslacht nadat het is verdoofd met een bolt gun.
0: Het dier wordt geslacht zonder vooraf verdoofd te worden.
- Lammeren
2: Het dier wordt geslacht nadat het elektrisch verdoofd is.
1: Het dier wordt geslacht nadat het is verdoofd met een bolt gun.
0: Het dier wordt geslacht zonder vooraf verdoofd te worden.
- Kippen
2: Het dier wordt geslacht nadat het individueel elektische verdoofd is of wordt vergast met een argon- of stikstofmengsel.
1: Het dier wordt eerst vergast met lage CO2 concentraties (<40%), waarna het gedood wordt met hogere concentraties.
0: Het dier wordt direct vergast met hoge CO2 concentraties (>40%).
- Konijnen (vlees)
2: Het dier wordt geslacht nadat het elektrisch is verdoofd, met een bolt verdoving of vergast met een argon- of stikstof mengsel.
1: Het dier wordt geslacht na bedwelmd te zijn door BFT, cervicale dislocatie of begassen met alleen CO2 of CO.
0: Het dier wordt geslacht zonder vooraf verdoofd te worden.
- Konijnen (heel dier)
2: Het dier wordt gedood nadat het elektische verdoofd is.
1: Het dier wordt vergast met een argon- of stikstofmengsel.
0: Het dier wordt vergast met alleen CO2 of CO.
- Ratten en muizen
2: Het dier wordt geslacht nadat het individueel elektische verdoofd is of wordt vergast met een argon- of stikstofmengsel.
1: Het dier wordt eerst vergast met lage CO2 concentraties (<40%), waarna het gedood wordt met hogere concentraties.
0: Het dier wordt direct vergast met hoge CO2 concentraties (>40%).
- Pasgeboren ratten, muizen, konijnen
2: Het dier is gedood door onderkoeling, waarbij contact met voorgekoelde oppervlakten vermeden wordt.
1: Het dier is gedood door onderkoeling, waarbij contact met voorgekoelde oppervlakten niet vermeden wordt.
0: Het dier is gedood door vergassing.
- Herten & Hazen
2: Er is op dit dier gejaagd met vuurwapens.
1: Er is op dit dier gejaagd met vallen.
0: Er is op dit dier gejaagd met honden.
- Kangoeroes
Alle kangoeroes zijn geschoten aan de hand van Australische wetgeving en krijgen hiervoor 2 punten.
- Vis
2: De vis is elektrisch of percussief verdoofd of is 'gespiked'.
1: De vis wordt door co2-narcose verdoofd of gekoeld
0: De ingewanden worden verwijderd zonder enige verdoving.
Ga terug